-
1 chancellor
n. kanselier; ambassade secretaris; rector v.e. universiteit[ tsja:nslə] 〈 vaak Chancellor〉1 kanselier ⇒ hoofd van een kanselarij; hoofd van een universiteit 〈 in Engeland enkel in naam, als eretitel〉♦voorbeelden:
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский